
E-book "De kunst van het jonge duivenspel" door Steven van Breemen
In 2 Podcasts duiken de makers diep in op het verlies van jonge duiven op de eerste vluchten.

Het begint met de kweek

Gezonde jonge duiven met goede mest van 7 dagen oud

direct contact met frisse lucht en zonlicht

Goed vliegende jonge duiven

Een voor één loslaten

Wennen aan de mand
Verliezen van jonge duiven, kun je hier zelf iets aan doen?
Het verliezen van jonge duiven is frustrerend. Voor sommige liefhebbers zelfs reden om te stoppen. Begrijpelijk: er is veel tijd, energie en soms geld geïnvesteerd om met een ploeg jonge duiven aan de start te komen. Ze trainen goed, ogen gezond, lijken klaar voor het echte werk. En dan… zijn ze ineens weg. Dit is iets wat de laatste jaren steeds meer liefhebbers lijkt te overkomen. De schuldigen zijn snel gevonden: er is gelost bij slecht weer, er waren atmosferische storingen, kruislossingen, het vervoer deugt niet – enzovoort. Natuurlijk zijn er genoeg oorzaken waardoor vluchten met jonge duiven slecht kunnen verlopen, waar we als liefhebber geen grip op hebben. Maar: hoe vaak kijken we ook naar onszelf?
In deze column wil ik het daarom alleen hebben over wat de liefhebber zelf kan doen om de verliezen met jonge duiven op zijn of haar hok te beperken. Zaken die buiten onze invloedsfeer liggen, laat ik dus buiten beschouwing.
Ik baseer me hierbij op de ervaringen die ik de afgelopen zestien jaar als de-duivencoach.nl heb opgedaan bij het coachen en begeleiden van beginnende liefhebbers. Daarnaast maak ik gebruik van de inzichten van Steven van Breemen uit zijn boek De kunst van het jonge duivenspel. Ook de inzichten die zijn gedeeld in de podcast van Pigeon Pixels, Verliezen met jonge duiven, zijn hierin verwerkt. In deze podcast geven Enrico Doldersum, Frans Strikkers en Menko Rittersma een waardevolle inkijk in hun eigen ervaringen, observaties en adviezen rondom dit thema. Mijn eigen ervaringen als de-duivencoach.nl sluiten opvallend goed aan bij deze inzichten. Daarom besloot ik Menko Rittersma te vragen zijn medewerking aan deze column te verlenen.
Door bovengenoemde bronnen naast elkaar te leggen, komen er een aantal concrete lessen naar voren. In deze column bespreek ik vijf punten waar je als liefhebber direct invloed op hebt – en waarmee je de verliezen met jonge duiven aanzienlijk kunt beperken.
1.De kweek
Een goed jongeduivenseizoen begint bij de kweek – en dat begint al bij het juiste aanschafbeleid. Het uitgangspunt is simpel: begin met goede duiven die beschikken over een sterke natuurlijke weerstand. Schaf je kweekduiven daarom bij voorkeur aan op hokken waar weinig tot geen medicatie wordt gebruikt. Kweek alleen uit gezonde duiven!
Kweek hoofdzakelijk uit bewezen vliegduiven. Mijn stelregel: minstens driekwart van het genetisch materiaal moet afkomstig zijn van duiven die hun kwaliteiten op de vluchten hebben bewezen. Dat is de beste garantie op vitaliteit, oriëntatievermogen én karakter.
Het tijdstip waarop je met de kweek begint, is ook van groot belang. Net als diverse topspelers ben ik een groot voorstander van kweken volgens het ritme van de natuur. Dat betekent: koppelen begin februari. Deze natuurlijke timing heeft een positief effect op de vitaliteit van de jongen.
Dicht bij de natuur blijven betekent óók: de duif zoveel mogelijk duif laten zijn, inclusief het natuurlijke gedrag. Vermijd dus het gebruik van kweekboxen waarin geen interactie met soortgenoten mogelijk is. Hetzelfde geldt voor de onnatuurlijke hengstenkweek.
Om een wetenschappelijke term te noemen die hierbij steeds belangrijker wordt: epigenetica. Dit vakgebied laat zien hoe omgevingsfactoren – zoals stress, voeding, daglicht en sociaal contact – de werking van genen kunnen beïnvloeden, ook bij jonge duiven. En dus ook hun prestaties later in het seizoen en als oude duif. De verzorging en huisvesting tijdens de kweek dient dus optimaal te zijn.
Een goede kweek is echter pas het begin. Ook uit de beste en vitaalste duiven komen jongen zonder het potentieel om goede vliegers te worden. Er moet dus continu geselecteerd worden.
- Gezondheid, vaccineren en hokomstandigheden
Een goede gezondheid begint bij selectie – en die begint al in het nest. Wees streng: jongen die achterblijven in de groei, slechte mest produceren of duidelijk iets mankeren, verwijder je direct. Ook na het spenen geldt: weg met jongen die wegkwijnen of die de waterbak niet weten te vinden. Een goede duif is namelijk altijd ook een slimme duif.
Zieke duiven horen niet thuis op het hok. Ga daarom niet meteen kuren bij één of enkele zieke jongen, maar verwijder de zieken om de rest van het koppel te beschermen.
Vaccineren voor weerstand
Zorg dat de basis op orde is: begin op tijd met alle noodzakelijke entingen. Doe dit bij voorkeur binnen 10 weken, met in ieder geval:
- een gezamenlijke enting tegen paramyxo en rota (binnen twee weken na spenen)
- een afzonderlijke enting alleen tegen paramyxo
- pokken
Veel topliefhebbers enten hun jongen daarnaast ook tegen paratyfus. Vaccineren voorkomt niet alleen de betreffende ziekte, maar helpt ook bij het opbouwen van een algehele sterke weerstand.
Hokomstandigheden
Na het spenen geldt: maak het hok de eerste maanden niet schoon. De bedoeling hiervan is dat de infectiedruk in deze periode zodanig is dat de jongen een sterke natuurlijke weerstand opbouwen. Ook het drinkwater hoeft niet dagelijks ververst te worden.
Daarnaast zijn frisse lucht en direct zonlicht van groot belang. Zorg voor goede ventilatie, voldoende lichtinval en – indien mogelijk – een ren voor het hok. Vermijd overbevolking: te veel duiven op te weinig ruimte is een veelvoorkomende oorzaak van gezondheidsproblemen. Ga dus niet meer kweken dan er plaats is omdat je verwacht veel te gaan verliezen. Een jonge duif moet zich thuis voelen op zijn hok.
Een goede gezondheid vormt de basis. Maar jonge duiven moeten ook de juiste bouwstenen krijgen om uit te groeien tot een sterke postduif. En dat begint bij het voeren.
- Voeren en verduisteren
Voeren
Jonge duiven zijn volop in de groei en hebben daarom veel voedingsstoffen nodig. Toch zie ik regelmatig hokken waar te schraal wordt gevoerd, vaak met het idee om de jongen beter te laten luisteren. Dat klinkt misschien logisch, maar het werkt averechts. Krap voeren remt de ontwikkeling: de duiven bouwen minder spiermassa op, blijven achter in conditie en groeien niet uit tot volwaardige postduiven.
Geef jonge duiven daarom voldoende en gevarieerde voeding, grit en mineralen, afgestemd op hun groeifase. Een goed uitgebalanceerd voer zorgt niet alleen voor sterke spieren en veren, maar ook voor een betere weerstand en mentale scherpte. Een jonge duif in topconditie zal uiteindelijk óók beter luisteren – simpelweg omdat hij zich goed voelt. . Als je jonge duiven niet goed uit zichzelf trainen kan tijdelijk wat lichter worden gevoerd, maar zodra ze goed trainen kan ook weer zwaarder gevoerd worden.
Verduisteren
Wil je aan het eind van het seizoen presteren op de grotere afstanden, dan ontkom je niet aan verduisteren. Doe dit echter niet langer dan noodzakelijk, in het licht van “zo dicht mogelijk bij de natuur blijven”.
Verduisteren heeft namelijk ook nadelen. Het zorgt ervoor dat jongen eerder gaan ruien – wat het doel van verduisteren is – maar rui kost veel energie en verlaagt de weerstand. Dat effect is extra groot bij jonge duiven, omdat hun lichaam nog volop in ontwikkeling is. Daarom: verduister niet langer dan zeven à acht weken.
Duiven in de rui trekken doorgaans minder ver weg, terwijl juist dat weg trekken essentieel is voor hun opleiding. Stop je met verduisteren, dan zul je zien dat de jongen meteen beter gaan trainen en verder weg trekken. Vanaf dat moment kan het voer iets lichter, bijvoorbeeld door 20% paddy of gerst toe te voegen.
Wanneer de jonge duiven fysiek sterk, goed doorvoed en in topconditie zijn, begint de volgende cruciale fase: het trainen en opleren. Een duif met een gezond lichaam heeft meer energie, herstelt sneller en kan mentaal veel beter omgaan met nieuwe uitdagingen. Het is nu zaak om dat fysieke fundament om te zetten in oriëntatievermogen, zelfvertrouwen en vliegervaring.
- Trainen en opleren
Over het opleren van jonge duiven bestaan veel meningen – en minstens zoveel methodes. Er zijn inderdaad meerdere wegen die naar Rome leiden. Toch ben ik ervan overtuigd dat zo’n 90% van de liefhebbers verkeerd africht.
Zoals Menko Rittersma in de eerdergenoemde podcast al aangaf, worden veel jonge duiven verkeerd geconditioneerd. Alle beginnende liefhebbers die mijn systeem volgden, waren in hun eerste jaar direct succesvol met hun jongen op de vluchten – terwijl de kwaliteit van hun duiven toen nog lang niet op topniveau was.
Vermijd verkeerde conditionering
Als je jonge duiven niet op de juiste manier africht, worden ze dommer. Een duif moet leren zelfstandig de weg naar huis te vinden. Opleiden met alleen de eigen groep die gezamenlijk worden gelost is daarom fout: dan leren ze met de massa mee te vliegen in plaats van zelf te denken.
Opleiden in kleine stappen
Leer jonge duiven één voor één op – en doe dat vanuit alle vier de windstreken. Begin pas met opleren als de jongen goed wegtrekken: soms meer dan een uur volledig uit het zicht blijven.
Mijn systeem werkt als volgt:
- Stap 1: Start met 10 km, vier keer uit vier verschillende richtingen.
- Stap 2: Verdubbel daarna naar 20 km en herhaal: vier keer uit vier richtingen.
- Stap 3: Voor de negende en laatste keer verdubbel je weer naar 40 km, nu vanuit de vliegrichting, opnieuw één voor één.
Doe deze negen opleervluchten bij voorkeur nadat de duiven ’s ochtends hebben getraind, gegeten en gedronken. In mijn ervaring gaan ze dan veel eerder op weg naar huis dan wanneer ze nog niet los zijn geweest.
Ga niet alleen op pad bij perfecte omstandigheden: leer ze óók om bij lastige weersituaties de weg te vinden. Juist in hun jeugd moeten ze leren omgaan met wind, regen en wisselende omstandigheden.
Wennen aan de mand
Heb je de mogelijkheid, zet de jongen vóór hun eerste opleervlucht twee à drie keer 24 uur in een reismand met voer en water. Zo wennen ze aan de mand, wat stress kan voorkomen. Stress is namelijk één van de grootste oorzaken van verliezen bij jonge duiven – iets wat veel liefhebbers onderschatten.
In het boekje De kunst van het jonge duivenspel legt Steven van Breemen uitgebreid uit wat stress met een jonge duif doet. Ik raad iedereen aan om dit te lezen.
- Tot slot
In de podcast gaven alle drie de liefhebbers en de interviewer aan dat een gemeenschappelijk probleem bij liefhebbers met grote verliezen is, dat zij vaak zonder duidelijk plan te werk gaan en de duiven gewoonweg niet klaar hebben als de vluchten beginnen. Zo beginnen ze bijvoorbeeld te laat met enten tegen paramyxo en rota, waardoor de jongen vatbaar worden voor coli. Hierdoor trainen de duiven niet goed en is het africhten vaak ook te laat, omdat de jongen tijd nodig hebben om te herstellen. Liefhebbers worden daardoor verrast door verliezen, omdat de duiven niet klaar zijn om gespeeld te worden.
Uit mijn ervaring met het begeleiden van beginners herken ik dit patroon. Vaak ontbreekt een duidelijk plan, waardoor problemen zoals een pokkenuitbraak voorkomen hadden kunnen worden als er tijdig was geënt. Ook een ornithosekuur na de eerste twee keer in de reismand, vanwege de grote infectiedruk waaraan ze dan worden blootgesteld, kan veel ellende voorkomen. Dit laatste geldt vooral voor liefhebbers die niet op tijd zien dat er iets aan scheelt. Het beste blijft natuurlijk de zieke duiven er tussen uit te halen. Het is echter essentieel dat liefhebbers zich goed voorbereiden en op tijd ingrijpen om verliezen te beperken. Ik hoop met dit artikel hiertoe een kleine aanzet te hebben gegeven.
Tot slot adviseer ik om beslist te luisteren naar de beide podcasts van PigeonPixels
https://www.buzzsprout.com/2454500
En daarnaast raad ik aan om het boekje van Steven van Breemen “”De kunst van het jonge duivenspel” te bestellen en te lezen. http://www.stevenvanbreemen.nl/?Home